De Kleverburg

Het kasteeltje dat verdween

Gendt

Een adellijk verblijf

Naar wordt aangenomen wordt in de 16e eeuw, in wat toen nog Eylekum heette, een adellijk verblijf gebouwd met de naam Kleverburg. Wanneer precies is onduidelijk. In de eerste helft van de 16e eeuw? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Zo staat de Cleverenburgh niet ingetekend op kaarten van cartograaf Christiaan 'sGrooten (Kalkar 1532-1608). Niet op zijn kaart uit 1573 of die uit 1592. In de Historische atlas van Ooijpolder en Duffelt haalt Jan van Eck een kaart aan van 'sGrooten uit ca. 1600, waarop de Kleverburg staat. Op een kaart uit 1620 (zie hierboven) staat het kasteeltje in ieder geval getekend.

Er zijn nog andere redenen om aan te nemen dat het 'Huis-te-Erlecom' later is gebouwd. Op zich is er wel reden een kasteeltje te bouwen op het ontstane niemandsland dat de Erlecomse buitenpolder heet. Die buitenpolder bij Gendt is een eiland geworden nadat de Waal zich nog voor het jaar 1500 (op een kaart van 1495 is dat al te zien) een weg baant door de Gendtse uiterwaarden en Erlecom en Gendt van elkaar scheidt. Een adellijk huis op niemandsland maakt dat stuk land eigen.
Maar de vraag is of de bouw voor 1584 start. F. Gorissen schrijft in de Stede-atlas van Nijmegen dat, omdat Nijmegen in Gelre de eerste plaats heeft ingenomen, vanaf 1580 wordt bevolen alle versterkte huizen in de invloedssfeer van de stad te slopen. In mei 1581 worden de herenhuiser in Persingen en Ooi bezet, op 24 augustus 1582 worden ze in de as gelegd. Als er een burcht had gestaan in Erlecom, dan zou die hoogstwaarschijnlijk niet aan de sloopdrift zijn ontkomen en bovendien staan beschreven. Gorissen komt in Die Burgen im Reich von Nimwegen zelf ook tot de conclusie dat het kasteeltje in de laatste 25 jaar van de 16e eeuw gebouwd moet zijn. Volgens de overlevering bouwt Diederik Quadt van Wickradt de Kleverburg voor zijn zoon Bertram. Diderik Quaedt von Wickradth wordt pas in 1578 als ridder erkend in het Kwartier van Nijmegen. Bertram wordt in 1581 geboren. Het kasteeltje eerder bouwen zou wat voorbarig zijn.
Wel kan het zijn dat men met de 'eerste helft van de 16e eeuw' verwijst naar de bouw van de Erfhofmeesterij. Mogelijk is die al in 1539 neergezet, maar daarover op een andere pagina meer.
Op plaatsengids.nl tenslotte staat de volgende lezing: De gehele Gelderse Waard was oudtijds een Gelders leen. In 1343 werd ridder Jacob van Mirlaer door hertog Reinoud begiftigd met het adellijk erfambt van drost, waaraan het bezit van de Gelderse Waard in het kerspel Gendt was verbonden. Door stroomverandering van de Waal kwam de Gelderse Waard in de 15e of 16e eeuw bezuiden de rivierloop te liggen. In de positie van drost volgden na de Van Mirlaers leden uit de families Van Broekhuizen, Vlodrop en Quaedt van Wickrath. Waarschijnlijk heeft Diderik Quaedt van Wickrath in het 4e kwart van de 16e eeuw voor zijn zoon Diderik jr., die in 1595 erfhofmeester werd, het huis laten bouwen.
Wat er verder bekend is over het kasteeltje De Kleverburg staat op verschillende plekken beschreven en is samengevat in de volgende tekst die te vinden is op www.absolutefacts.nl.


De Kleverburg werd in de jaren voor 1600 - toen Erlecom dus nog tot de Betuwe behoorde - gebouwd door Diederik Quadt van Wickradt, die erfdrost van het hertogdom Gelre en het Graafschap Zutphen was. Het kasteel was wel een versterkt huis, maar niet ommuurd. Het lag echter wel in een gracht. De familie Quadt van Wickradt behield dit drostschap en daarmee ook de Heerlijkheid Erlecom tot het begin van de Franse tijd.

Nieuwe Kleverburg
kadasterDe buitendijkse ligging was er de oorzaak van dat ook het kasteel uiteindelijk door het Waalwater werd weggespoeld. Ongeveer op deze plaats werd later een boerderij gebouwd die de Nieuwe Kleverburg werd genoemd, maar ook deze boerderij is intussen verdwenen. De naam ging over op een steenfabriek, die tot het midden van de twintigste eeuw nog stenen fabriceerde, maar daarna gesloten werd. De naam wordt nu gedragen door een ter plekke gevestigde manege. De Kleverburg werd vroeger ook wel Cleverburg of Kleverenborch genoemd. De naam Kleverburg heeft niets van doen met de plaats Kleef (Kleve) in Duitsland. Het eerste deel van de naam is waarschijnlijk een afleiding van het woord klaver, dankzij de vele rijke grasvelden met klaver, die hier in de omgeving te vinden waren.

Waterburcht
Op de prent uit 1639 (van Jacobus Stellingwerf) is goed te zien dat de Kleverburg een grote waterburcht is geweest, die overigens geen belangrijke rol in de geschiedenis heeft gespeeld. Het kasteel was het middelpunt van de heerlijkheid Erlecom. Toen dit plaatsje en het kasteel bezuiden de Waal kwamen te liggen, bleef de heerlijkheid tot na de Franse tijd behoren tot de gemeente Gendt. Pas bij de gemeentelijke herzieningen in 1818, toen Nederland was ontstaan, werd Erlecom ingedeeld bij de gemeente Ubbergen.


Kleverburg

Hoewel het meeste in deze tekst wel lijkt te kloppen, wordt er naar alle waarschijnlijkheid een fout gemaakt.
De schrijver verwart het kasteel De Cleverenburg met de Erfhofmeesterij. Die komt in de analen voor het eerst voor in 1539 en blijft tot in de Franse tijd van de familie Quadt van Wickradt. Ook wordt ongeveer op de plek waar deze Erfhofmeesterij moet hebben gelegen in die jaren de Nieuwe Kleverburg gebouwd. De plek waar daarna een steenfabriek en een manege met ongeveer dezelfde naam zich zullen vestigen. De rest van de beschrijving is op het kasteeltje van toepassing dat een eind verderop langs de Waal heeft gelegen.

Quadt van Wickrath

Het Erfhofmaesterijampt (drostschap) mag dan tot in de Franse tijd in handen blijven van de familie Quadt, kasteel de Cleverburg blijft dat niet. Zo erft Otto van Quadt tot Wyckradt in 1786 nog de erfhofmeesterij, en ook het drostschap van zijn vader Willem Otto Frederik van Quadt tot Wyckraedt. Dat staat in het Leenaktenboek van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Het gaat om 'eenen hoff geheiten den Gelderschen Weerd, met acker, weyden, visscherien, sanden, uterweerden end middelweerden end allen zijnen toebehoren, in Overbetuwe, in den kerspel van Gent gelegen'.

Met de Cleverburg gaat het anders. In een verpondingskohier uit 1612-1632 staat mevrouw van Werdenborch genoemd als eigenaar. Dit is Margaretha (Margriet) van Bronckhorst, in 1593 gehuwd met Johan Vijgh. Zij is vrouwe van Waardenburg, ook na het overlijden van Johan in 1628. Pas in 1633 doet ze het erfgoed en de titel over aan Gerard van Bronckhorst. Margriet wordt daarna nog genoemd in een verpondingskohier uit 1649. Daar staat dat 'de weduwe van den landtschrijver Rutger de Best den huijss Cleverenburch in pacht heeft van de vrouw Margareta van Bronckhorst weduwe Vijgh'.
Het gaat hier om 'een hoff, boomgaert, den langen mergen, het Rote, ende de seven mergen t'samen weijlandt, groot 12 mergen, jaerlicx voor 950 gulden'.
Maar hoe kwam de KLeverburg in handen van Margriet van Bronckhorst of Johan Vijgh? En wanneer? Een directe familielijn tussen Van Bronckhorst/Vijgh en Quadt van Wickradt lijkt er niet te zijn. Was het de Kleverburg waar Gerrit van Bronckhorst, oom van Margriet, woonde toen hij rond 1570 in zijn huis in Erlicum overleed? Was de Kleverburg toen al gebouwd? Of kochten de familie Van Bronckhorst of Vijgh het huis toen Bertram Quadt overleed? Op een kaart van Balthazar Flor. a Berckenrode uit 1641, staat in Eelikum (Erlecom) een Jan Vijgs Huys. Zou dat de Kleverburg zijn? Jan Vijgh overleed in 1628.


Vijgshuys

Ook Leuthenaar Wim Janssen kwam er niet achter. Wel vond hij in de archieven dat de dochter van Margriet en Johan, Anna Vijgh, de Kleverburg in 1949 als bruidschat meeneemt in haar huwelijk met de Keulse burgemeester Johan Wilhelm von Judden. Als in 1666 Anna overlijdt krijgen de Van Bronckhorst- en Vijgherfgenamen onenigheid over haar nalatenschap. In 1670 erft de Bronckhorstlijn enkele landerijen en de Vijghlijn de Kleverburg, in die tijd dus ook aangeduid als het Jan Vygs huys. Nog geen jaar later wordt de Kleverburg weer verkocht door Adriaen Reynier van Reede (uit de Vijghlijn), aan Adam van Moerbeeck. Die heeft meer grond en belangen in 'Erlicom', zo blijkt uit de ORA Gendt, Protocol van Bezwaar 1674-1718.

Adriaen Reynier de Reede, heer van Hernen, is getrouwd met Anna van Lynden tot Hemmen tot Blitterswijk. In 1677, zes jaar na de verkoop aan Van Moerbeeck, verzoeken de erfgenamen van Anna van Lynden, douairiere van Hernen en vrouw van Reinier van Reede aan Frederik Hendrik van Randwijck om de kooppenningen van het goed Cleverenborch te innen nadat dat is verkocht aan dr. Hendrik van Lynden. Het staat in de archieven. Hendrik is vermoedelijk een broer van Diderik (Dirk) van Lynden en dus Anna's oom. Hier loopt het spoor van eigenaren van het kasteeltje voor ongeveer een eeuw dood.

Alhoewel...

In de gerichtssignaten van Gendt en Erlecom duikt in 1717 een bouwhof op, een hof met boomgaard, bouw- en weijlanden. Het was van Herman Adriaan vrijheer van Wachtendonk tot Germenseel. Bij de bouwhof liggen nog ongeveer 45 mergen grond, 'aangekocht door de heer Graven van Straetman'. De heer van Wachtendonk overlijdt in 1702 kinderloos. Zijn vrouw Anna Maria van Wijcks sterft vier jaar later. Derk Alphert Hendrik Grave van Straatman krijgt ook geen nageslacht. Hij gaat in 1707 dood.
Dat huis en grond gescheiden zijn kan kloppen. Dat was immers na het overlijden van Anna van Lynden verdeeld over de families Van Bronckhorst en Vijgh. Nu lijken ze toch weer samen te komen, al ontstaat over het eigendom van huis met grond wel een jarenlange strijd. Uiteindelijk is het in 1926 Christina Verstegen, weduwe van Nijmeegs secretaris Wilhelm Engelen, die het hele pakketje voor 16.027 gulden koopt.
Het lijkt hier om de Valkenborgh te gaan, maar dat het de Cleverburg betreft is niet uit te vlakken. Alle andere grote huizen, van de Carthuijsers tot de Valkenborgh, worden in het gerichtssignaat in dezelfde periode bij naam genoemd. De Erfhoffmeesterij is in die tijd nog steeds in het bezit van de familie Quadt. Niet onbelangrijk: de hoeveelheid grond die bij het genoemde hof ligt (ruim 14 hectare), is ongeveer evenveel als na 1800 opduikt in de kadastergegevens van de eigenaren Van Goor.
Hoe het huis en de grond in handen komen van Straatman en Wachtendonk is niet bekend. Al spelen zij beiden een bestuurlijke rol in de Heerlijkheid Groesbeek, in Cleve, Kranenburg en Wyler. En dat ligt om de hoek. Hoe het huis en de grond van Christina Verstegen (die in 1746 overlijdt) na 1727 bij de Van Goors en Van Lyndens terechtkomt is ook niet bekend. Maar één ding lijkt ook duidelijk te worden in de strijd om het goed in het eerste kwartaal van de 18e eeuw. Het is niet meer alleen de oude adel die goederen heeft en erft, ook de nieuwe rijken verwerven landgoederen en grote huizen. De Gouden Eeuw is immers pas net voorbij.

Van der Lijnden, Liefrinck en Van Goor

Toch duikt een eeuw na Anna van Lynden weer een familie Van der Lijnden op. Bijna dezelfde naam, maar geen familie lijkt het.

In een doopregister van de kerk in Leuth staat De Kleverburg in 1776 aan Daan van Goor toegeschreven, als zijn bediende Henricus Hollandicus wordt gedoopt. In de notulen waarin de dijkverlegging van 1774 wordt besproken, wordt gesproken over de Kleverburg van de heer De Goor en een verpondingskohier van 1787-1792 bevestigt dat deze heer Van Goor de laatste eigenaar is. In die geschriften staat dat het kasteeltje, of het land waarop het staat, in 1789 gedeeltelijk door de Waal is verzwolgen. In 1790 is het verdwenen en wordt het stuk grond nagenoeg waardeloos verklaard.
Zijn de Van Goors nazaten van Daniël van Goor die in de 16e eeuw land en stukken dijk bij Bemmel en Haalderen bezit, om die halverwege die eeuw aan Gerard van Bronckhorst over te doen? Misschien.
Maar deze Daan (of Daniëll) van Goor is in werkelijkheid Daniel Petrus Liefrinck. Hij is in 1773 gehuwd met Theodora Johanna Elizabeth van Goor.
In datzelfde jaar schrijft Arnold van Goor zich in in de kerkelijke gemeente Gendt en Erlecom. Een jaar eerder schrijven de echtelieden Frederik Willem van Goor (1736-1783) en Stephania Reijnera van der Lijnden (overleden 1784) zich daar ook in.

Matthias van der LijndenIn de Inventaris van het archief van de Buitenpolder Erlecom, 1700 - 1943 staat Matthias van der Lynden (zie foto) tussen 1742 en 1751 genoemd als Geërfde van Erlecom, wat feitelijk zoveel betekent als dat hij er bezit heeft. Matthias is een broer van Stephania Reijniera van der Linden. Zij zijn allebei kinderen van burgemeester van Nijmegen Frans van der Lijnden. Die lijkt als Hr. van der Lijnden al in voor het jaar 1700 voor te komen als landbezitter in Erlecom, staat in het Oud Rechterlijk Archief van Gendt en Erlecom.
Aardig detail is dat in Inventaris van het archief van de Buitenpolder Erlecom Matthias na 1751 niet meer voorkomt, maar in 1752 F.W. van Goor als Geërfde van Erlecom genoemd staat.

Dat Theodora Johanna Elizabeth van Goor (Liefrinck) en Frederik Willem van Goor aan elkaar verwant zijn is zeer waarschijnlijk. De Kleverburg gaat namelijk al snel over van het ene gezin naar het andere. Frederik Willem van Goor en Stephania Reiniera van der Linden (overleden 1784) hebben een dochter die niet veel later eigenaar blijkt van de Kleverenburg: Francoise Agnes Stephania van Goor (1752-1840). Zij woont in Chaam/Breda en is gehuwd (1793) met Lucas Willem Philip van der Borch. Dat ze de Kleverburg bezit blijkt uit kadastergegevens en uit haar testament. Het gaat hier om zowel de Nieuwe Kleverburg als de grond waarop ooit het kasteeltje stond.
En als Francoise in 1840 overlijdt, erft Frederika Henriëtte Matthias Stephanie Liefrinck de Nieuwe Kleverburg en genoemde landerijen en grond. Frederika is een van de zeven kinderen van Daniel Liefrinck en Theodora Johanna Elizabeth van Goor.
Zij is getrouwd met Marcellus Anne Beckers, burgemeester van Chaam. Het lijkt er op dat zij de nieuwe Kleverburg al snel daarna verkopen. In 1842 staat er een verkoopadvertentie in de krant.

De rivier, de rivier...

Dat de rivier het verdwijnen van de Kleverburg bespoedigt blijkt uit de volgende passage uit het boek Nijmegen, de oude hoofdstad der Batavieren van H.K. Arkstee, uit 1787:


Ook doet de Rivier thans veel geweld op de Landerijen van de Erlecom, een Dorp van de Overbetuwe doch door de Waal van dezelve afgescheiden, en heeft reeds vele landen weggeschuurd, en de Eigenaars van het Kasteel den Klaverenburg, in den jare 1786, genoodzaakt hetzelve, met andere huizen en schuren, wegtebreken. Zullende deze woeling van de Rivier, volgens het oordeel van kundigen, niet wel te beteugelen zijn en zelfs voor de daar tegen liggende landen gevaarlijker worden, bijaldien er geene doorsnijding bij tijds in den Gentschen Bovenweerd bevorderd wordt

.

Verzwolgen

In het Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden uit 1845 noemt schrijver A.J van der Aa de Heerlijkheid Erlecom van die tijd. Er staan 21 huizen met 26 huisgezinnen. In totaal wonen er 180 mensen, allen Rooms-Katholiek. De kinderen gaan in Kekerdom naar school. Hij schrijft: 'Vroeger stond hier een heerenhuis, het Huis-te-Erlecom. Dit adellijk huis is reeds voor een aantal jaren in de riv. de waal gestort'.

Het is waarschijnlijk het gevolg van de verlegging van de Erlecomsedam. In 1774 wordt voor die dam een nieuw bestek gemaakt. De dijk breekt vaak door, wordt verhoogd en verlegd. De Kleverburg komt buitendijks te liggen. Het kasteeltje komt voor het laatst voor op een kaart van Van Hooff uit 1780. Op gedetailleerde kaarten daarna, uit 1790 en 1799, is het duidelijk niet meer ingetekend.

Hussaren

Uit eigen onderzoek (en dat van anderen) blijkt dat de Nieuwe Kleverburg niet op dezelfde plaats is gebouwd als het oorspronkelijke kasteeltje. Het staat eerder op de plek, of dicht bij de plek waar ooit de Erfhofmeesterij heeft gestaan, zuidelijker.

CourantDe Nieuwe Kleverburg wordt in 1805 genoemd, in het boek Geschiedenis van het eerst opgerichte regiment Hollandsche Hussaren van J. W. van Sypesteijn. In 1849 beschrijft hij hoe twee eskadrons Bataafse Huzaren in hun tocht van Den Helder naar Augsburg op 11 september 1805 op hoofdkwartier de Kleverenburg overnachten. De elitesoldaten zijn op weg om in dienst van Napoleon de Oostenrijkers te verslaan. Het is niet vreemd dat ze er de nacht doorbrengen. Eigenaar Lucas Willem Philip van der Borch is een hoge militair.

Het is diezelfde Nieuwe Kleverburg die op 21 augustus 1818 in in een verkoopadvertentie in de Nijmeegsche Courant wordt genoemd. Volgens Jan van Ecks Historische atlas van de Ooijpolder en Duffelt koopt bouwman Hermanus de Bruijn het goed voor 10.300 gulden. Het is echter maar de vraag of dat zo is, aangezien Francoise Agnes Stephania van Goor het goed tot 1840 in bezit heeft en het bovendien geschat wordt op een waarde van 30.000 guldens. Op 16 juli 1842 staat wederom een verkoopadvertentie voor de Kleverenburg in de krant. Op 17 augustus van dat jaar is er een 'finale verkooping' voor de som van 32.823 gulden.


In 1861 starten Arnoldus Burgers en Karel Maria van Waijenburg een vennootschap om een steenfabriek te beginnen. Ze stichten op het terrein van de Kleverburg een steenoven. Het is de vijfde in Erlecom, na die van Arntz en Terwindt (1852), Adema (1851), Van Berkel en Co. (1851) en die van de zeer succesvolle steenfabrikant Van Heukelum (1843). De steenfabriek van Burgers zal later de Bouwkamp II en De Kleverburg gaan heten. Met de steenfabricage is de industrialisatie in Erlecom begonnen.


staatscourant

Ik ging op zoek naar de plek waar de Kleverburg ooit moet hebben gestaan, wie de eigenaren waren en waar het gebleven is. Hier lees je daar meer over.